Op 9 juli 2004 oordeelt het Internationaal Gerechtshof over de juridische gevolgen van de bouw van de muur in Palestina door Israël.

Het Hof stelt vast dat zowel de bouw van de muur als ook de Israëlische nederzettingen op bezet Palestijns land illegaal zijn. Alle landen die de Geneefse Conventies hebben ondertekend zijn verplicht de illegale situatie niet te erkennen, geen steun te verlenen aan het bijbehorende regime en geen steun te verlenen aan het in stand houden van de situatie.

Het Hof bevestigt dat het Palestijnse volk recht op zelfbeschikking heeft. Het Hof oordeelt dat Israël als bezettende macht is gebonden aan het internationaal humanitair recht. Het Hof zegt dat instrumenten voor mensenrechten, zoals het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten en het VN-verdrag inzake de Rechten van het Kind, van toepassing zijn op Palestina.

Print
Postzegel- Khaled Jarrar

In juni 2011 adopteert de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties unaniem de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Deze richtlijnen verduidelijken welke verantwoordelijkheden bedrijven en staten hebben om mensenrechtenschendingen te voorkomen bij economische bedrijvigheid. In 2012 integreert de OESO dit in haar eigen Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Daarmee zijn lidstaten en het bedrijfsleven verplicht mensenrechten te respecteren.

Op 30 oktober 2014 erkent de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties Palestina als staat. Op 1 april 2015 wordt Palestina lid van het Internationaal Strafhof.

Wat doen we?

  • We monitoren bedrijven die profiteren van de bezetting van Palestina.
  • We onderzoeken medeplichtigheid aan schendingen.
  • We gaan in gesprek met bedrijven.
  • We herinneren de Nederlandse overheid aan haar verplichtingen.

 

Dossiers

Ahava Banken \ G4S Toerisme